Loondoorbetaling blijft 2 jaar

Minister Koolmees van SZW heeft met werkgevers afspraken gemaakt over een pakket maatregelen om de loondoorbetalingsverplichtingen makkelijker, duidelijker en goedkoper te maken. Het pakket sluit volgens Koolmees beter aan bij de behoeften van vooral kleine werkgevers. De loondoorbetalingsperiode blijft twee jaar.


Het pakket moet leiden tot het aannemen van meer vast personeel. Het gaat om de volgende maatregelen:
1. Een MKB-verzuim-ontzorg-verzekering per 1-1-2020
2. Een premiekorting op de loondoorbetalingskosten voor met name kleine werkgevers per 2021
3. Het medisch advies van de bedrijfsarts wordt bij de RIV-toets leidend per 1-1-2021
4. De toetsing door het UWV wordt transparanter
5. De rol van de werknemer wordt groter bij tweedespoortrajecten.

MKB verzuim-ontzorgverzekering
De MKB verzuim-ontzorgverzekering moet, naast de dekking van het financiële risico, kleine werkgevers helpen bij de verplichtingen en taken rond de loondoorbetaling bij ziekte. Het biedt een transparant en betaalbaar dienstverleningspakket dat werkgevers helpt met het beperken van (langdurig) verzuim. De verzekering is ‘Poortwachterproof’, waardoor een eventuele loonsanctie (bij het opvolgen van de adviezen van de verzekeraar) niet voor rekening van de werkgever komt.

Premiekorting loondoorbetaling
Koolmees wil werkgevers financieel tegemoetkomen voor de kosten van het tweede loondoorbetalingsjaar. Werkgevers ontvangen met ingang van 2021 een ‘loondoorbetalingskorting’ op de premieheffing van in totaal 450 miljoen euro. Deze korting bestaat uit een vast bedrag per (inhoudingsplichtige) werkgever. Deze korting zal vooral ten goede komen aan werkgevers met minder dan 25 werknemers. Zij kunnen ervoor kiezen de korting te gebruiken voor bijvoorbeeld de MKB verzuim-ontzorg-verzekering. Deze korting wordt per 2024 vervangen door een gedifferentieerde Aof-premie.

Advies van de bedrijfsarts wordt leidend bij de RIV-toets
UWV beoordeelt conform de Wet verbetering poortwachter na twee jaar de re-integratieactiviteiten van werkgever en werknemer. Als er geen bevredigend resultaat is behaald en de re-integratie-inspanningen onvoldoende zijn, kan UWV de loondoorbetalingsperiode verlengen (loonsanctie). Zowel grote als kleine werkgevers ervaren onzekerheid bij deze RIV-toets. Dit komt onder andere doordat de verzekeringsarts van UWV een eigen medisch oordeel kan vormen dat kan afwijken van het medisch advies van de bedrijfsarts. Bij 12% van de opgelegde loonsancties is de hoofdoorzaak een verschil van inzicht tussen bedrijfsarts en verzekeringsarts. Het gaat dan bijvoorbeeld om een andere inschatting van de benutbare mogelijkheden of de urenbeperking van de zieke werknemer of er is sprake van het niet volgen van de NVAB-richtlijnen.

Koolmees vindt dat werkgevers moeten kunnen vertrouwen op het medisch advies over de belastbaarheid van de bedrijfsarts. Hij wil er daarom voor zorgen dat het medisch advies van de bedrijfsarts bij de RIV-toets niet herroepen kan worden door het UWV. Vanaf 2021 zal de RIV-toets volledig uitgevoerd worden door arbeidsdeskundigen van UWV.
De arbeidsdeskundige beoordeelt of werkgever en werknemer de re-integratie-inspanningen hebben uitgevoerd die passend zijn bij het medisch advies van de bedrijfsarts. Als dat het geval is, kan een RIV-toets niet meer leiden tot een sanctie. Een werknemer die het niet eens is met het medisch advies van de bedrijfsarts kan (net als nu) op kosten van de werkgever een second opinion bij een andere bedrijfsarts aanvragen. De claimbeoordeling voor de WIA wordt net zoals nu uitgevoerd door de verzekeringsarts van UWV. Ook de mogelijkheid tot het vragen van een deskundigenoordeel blijft bestaan.

Verbeteren transparantie
Werkgevers hebben aangegeven dat zij de manier waarop UWV beslissingen neemt niet altijd transparant vinden. Daarom gaat Koolmees met UWV in gesprek over hoe UWV de RIV-toets op een landelijk uniforme wijze uitvoert en hoe UWV hierover meer transparant wordt. Dit geldt ook voor de manier waarop UWV bij de re-integratiemogelijkheden en RIV-toetsing rekening houdt met de (beperkte) mogelijkheden voor andere werkzaamheden bij kleine werkgevers.

Grip op het tweede spoor
Voor werkgevers is het van belang dat zij meer duidelijkheid krijgen over de terugkeer van de zieke werknemer in het eigen bedrijf na afloop van het eerste ziektejaar (eerste spoor re-integratie). De bedrijfsarts (eventueel samen met casemanager en arbeidsdeskundige) maakt een deskundige inschatting of een zieke werknemer terug kan keren bij de eigen werkgever (eerste spoor) en of zich moet richten op re-integratie bij een andere werkgever (tweede spoor). De werkgever die twijfels heeft over de keuze voor eerste of tweede spoor kan een deskundigenoordeel aanvragen bij UWV, waarbij UWV aangeeft of de geleverde inspanningen (inzet op eerste spoor, tweede spoor of beide) voldoende zijn.

De rol van de zieke werknemer tijdens de loondoorbetalingsperiode wordt verstevigd, doordat hij in het plan van aanpak en bij de eerstejaarsevaluatie zijn visie op het re-integratietraject moet geven. Dit leidt volgens Koolmees tot een grotere betrokkenheid van zowel werknemer als werkgever bij het re-integratieproces.

Ook zal hij in overleg met werkgevers, werknemers en andere relevante stakeholders uiterlijk per 2021 experimenten starten die als doel hebben inzichtelijk te maken wat wel en wat niet werkt in de verplichting tot tweede spoor re-integratie. Te denken valt bijvoorbeeld aan het eerder inzetten van de no-risk-polis. Als blijkt dat een experiment succesvol is, kan dit leiden tot structurele wijzigingen in wet- en of regelgeving.

Geplaatst in Geen categorie

Mijn VeReFi & CS Opleidingen

Inloggen

Wachtwoord kwijt